Biographie / Levensbeschrijving
1805 |
Huwelijk van zijn ouders : Gerrit Adrianus Jongkind (1776-1836) trouwt met Wilhelmina van der Burght (1783-1855) te Hoeven, nabij Zevenbergen. |
1819 |
Johan-Barthold wordt geboren op donderdag 3 juni 1819 in Lattrop nabij Ootmarsum, gemeente Denekamp in Overijssel, in het Oosten van Nederland, als achtste van tien kinderen. Marie, bekend als Joséphine, Borrhée wordt in datzelfde jaar in Namen geboren. |
1820 |
Zijn vader wordt in Vlaardingen tot belastingambtenaar benoemd. De familie verhuist en Johan-Barthold brengt zijn jeugd door in voornoemde stad en eveneens in Maassluis, beide steden aan de Maas gelegen, ten westen van de haven van Rotterdam. |
1835 |
Johan-Barthold verlaat de school en gaat werken als notarisklerk |
1836 |
Op 18 juli overlijdt zijn vader te Gouda, na zijn benoeming aldaar in 1834. |
1837 |
Jongkind overtuigt zijn moeder, die veel vertrouwen in hem heeft, om hem een toekomst te laten kiezen als kunstschilder en hij gaat studeren aan de Tekenacademie in 's-Gravenhage. |
1838 |
Zijn leermeester in 's-Gravenhage is de kunstschilder Andreas Schelfhout (1787- 1870). |
1839 |
Eerste contacten met Charles Rochussen (1815-1894) waarmee hij bevriend raakt. Ze betrekken samen een woning. Via Rochussen komt hij in contact met Van Bronkhorst, secretaris van de Prins van Oranje, die een relatie tot stand brengt tussen de kunstenaar en de toekomstige Koning Willem III. |
1
8 4 2 - 1 8 4 3
|
Om in zijn onderhoud te voorzien organiseert hij vier loterijen, waarin telkens één van zijn werken de hoofdprijs is. |
1845
|
Op 17 november wordt in 'sGravenhage het standbeeld van Willem de Zwijger (1533-1584) ingehuldigd, een werk van beeldhouwer graaf E. de Nieuwerkerke (1811-1892). Deze wordt later benoemd tot hoofdopzichter voor de schone kunsten in Parijs, onder Napoleon III. Graaf E. de Nieuwerkerke neemt deel aan de inhuldigingsceremonie, onder meer in gezelschap van kunstschilder Eugène Isabey (1803-1886). Isabey bezoekt Jongkind en nodigt hem uit, na diens werk te hebben gezien, als zijn leerling te komen studeren in zijn atelier in Parijs. Van Bronkhorst, secretaris van de Prins van Oranje, beveelt Jongkind aan de Prins van Oranje aan, die hem een beurs verstrekt om zijn verblijf in Parijs te bekostigen. Jongkind volgt Franse les, maar zal zijn hele leven, zelfs na een verblijf van vele jaren in Frankrijk, het Frans met veel fantasie blijven uitspreken en schrijven! Het standbeeld van Willem de Zwijger is nog altijd te zien aan het Noordeinde te 'sGravenhage. |
1846
|
In maart vertrekt hij naar Parijs. Hij trekt in bij Eugène Isabey. Hij is dan 27 jaar oud. In Parijs vergaarde Jongkind veel Belgische vrienden die voor hem aanvoelden alsof ze Nederlanders waren. Tot 1830 waren ze allen inderdaad Nederlandse staatsburgers geweest, woonachtig in het zuiden van Nederland. Maar een revolutie in 1830 in het zuidelijke gedeelte van Nederland leidde tot de afscheiding van een nieuwe staat, België; na enkele militaire confrontaties en langdurige onderhandelingen werd het Koninkrijk van België formeel erkend als een onafhankelijke staat, in het Verdrag van Londen in 1839, door de Europese grootmachten alswel door de Koning van Nederland. |
1847
|
Eerste reis naar Normandië en Bretagne. Hij komt geregeld in het atelier van F.E. Picot (1786-1868) en van Alex Dupuis (xxxx-1854). Hij knoopt relaties aan met en anderen Eugène Cicéri (1813-1890), Kuytenbrouwer (1821-1897), Mme O'Connell (1823-1885), Antoine Etex (1808-1888), Théodore Chassériau (1819-1856), Isidore Pils (1813-1875), William-Adolphe Bouguereau (1825-1905), Alexandre Cabanel (1823-1889), Félix Ziem (1821-1911) en anderen. |
1848 |
Eerste deelname aan "de Salon". Terugreis naar Nederland in juni, waar hij tot december blijft. Van 24 juni tot 2 juli verblijft hij samen met Andreas Schelfhout in het paleis "Het Loo". |
1849 |
Hij krijgt de bijnaam schilder van de Seine. |
1850 |
Een verlengde reis naar Normandië, waar hij Honfleur, Fécamp, Yport, Saint-Valery-en-Caux... bezoekt. Hij reist door tot in Bretagne met Eugène Isabey. Hij neemt deel aan "de Salon". Ontmoet Joséphine, Clara, Mathilde ... en anderen. Isabey beschermt Jongkind in toenemende mate als een vader, toont interesse in zijn werk en scheldt hem uit als hij van het rechte pad afdwaalt en zijn bewezen talenten in gevaar brengt |
1851 |
De Salon, die zijn deuren had geopend op 30 december 1850, sluit op 30 januari. De Franse staat koopt een schilderij van Jongkind (Musée d' Amiens). In het gezelschap van de heer en mevrouw Isabey gaat hij naar Normandië, bezoekt Le Havre, Abbeville, Rouen. Hij trekt verder door naar Bretagne en bezichtigt Morlaix, Brest Landernau, Châteaulin en Douarnenez |
1852 |
Hij ontvangt de medaille derde klasse op de Salon. Dit is het jaar waarin Gustave Courbet (1819-1877) zijn Begrafenis in Ornans tentoonstelt op de Salon. Hij ontmoet Constant Troyon (1810-1865), Pierre-Antoine Bonnardel (1824-1856) ... Jongkind beklaagt zich over zijn gezondheid, waar hij niets voor doet door een voorbeeldig en sober gedrag. In december van dat jaar ontvangt hij voor het laatst zijn toelage, hem geschonken door de Prins van Oranje, die intussen koning is geworden. Geldzorgen ontstaan. Hij zal tot het einde van zijn dagen blijven denken dat zijn toelage werd ingetrokken omdat "spionnen" negatieve berichten over hem zonden aan Koning Willem III. Waarschijnlijk in dit jaar ontmoette hij Emmanuel Sano (1822 Antwerpen - 1878 Parijs), die voor hem een grote steun zal zijn in vriendschap en financiële zaken. |
1853 |
Hij
bezoekt cafés. Ontmoet Gustave Courbet, Thomas Couture (1815-1879),
Célestin Nanteuil (1813-1873), Nadar (1820-1910) ... Verkoopt
wat schilderijen en aquarellen, vooral door bemiddeling van zijn
vrienden. De Franse staat koopt een schilderij van hem uit de Salon
(Musée d'Angers). Begin september gaat hij naar Londen, uitgenodigd door zijn Engelse vriend John Burley Waring (1823-1875). Hij blijft een week. (Zie bijsluiter en Samenvatting Bulletin de la Société des Amis de Jongkind, B43HS02, 31-12-2012) |
1854 |
Hij schildert in Parijs en buitenwijken. Komt in contact met Poulet-Malassis, Alfred Cadart (1828-1875 ). |
1855 |
Zijn moeder overlijdt op 23 augustus. Hij valt niet in de prijzen bij de Salon van dat jaar. Ergernis en allerhande zorgen drijven hem terug naar zijn geboorteland, waar hij eind november aankomt. Hij bezoekt Brussel, Utrecht, Amsterdam. Hij vestigt zich in Rotterdam. |
1856 |
Op 11 maart organiseert de kunsthandelaar Vader Martin de verkoop van een deel van Jongkinds werken, die hij in Parijs achterliet. Het magere resultaat is onvoldoende om alle schuldeisers te betalen. |
1857 |
Vanaf het begin van zijn terugkeer naar Nederland tot het einde in maart 1860, regelmatige briefwisseling met Martin. Jongkind verzendt geregeld werken naar Parijs en Martin stuurt regelmatig in ruil 100-frank biljetten naar Rotterdam. Van eind juli tot november keert Jongkind terug naar de Parijse lucht. Tijdens een diner op 2 augustus is hij in het gezelschap van Gustave Courbet, Jean Baptiste Camille Corot (1795-1875), Jean François Millet (1814-1875)... Bij zijn terugkeer naar Nederland krijgt hij bezoek van Dr. Piogey, Nadar en Aldolphe Beugniet. |
1858-1859 |
Uitwisseling van schilderijen en geld tussen Rotterdam en Parijs. Plannen om terug te keren naar Parijs. In 1858, tentoonstelling in Dijon, waar hij een zilveren medaille ontvangt. In 1859, tentoonstelling op "de Salon" te Parijs, door bemiddeling van Martin. |
1860 |
Een brief van 20 februari aan Eugène Boudin (1824-1898) bewijst dat OscarClaude Monet (1840-1926) Jongkind als dood voor de kunst beschouwt; maar hij zal zijn mening herzien! Op 7 april verkoop bij Drouot van werken van andere kunstenaars, waarvan de opbrengst voor Jongkind is bestemd, met name werk van : Adolphe-Félix Cals (1810-1880), Jean-Baptiste Camille Corot, François Bonvin (1817-1887), Narcisse Diaz (1807-1876), Eugène Isabey, Charles Daubigny (1817-1878), Henri Harpignies (1819-1916), Théodore Rousseau (1812-1867), Philippe Rousseau (1816- 1887), Achille-François Oudinot (1820-1891), François-Henri Nazon (1821-1902), Eugène Lavieille (1820-1889), Félix Ziem en anderen. In totaal schonken meer dan 88 kunstenaars een werk. Het idee voor deze verkoop komt van graaf Armand Doria (1824-1896), bijgestaan door de schilder Adolphe-Félix Cals en de kunsthandelaar Pierre-Firmin Martin, die Vader Martin wordt genoemd. Eind april verlaat hij Rotterdam en gaat naar Parijs, vergezeld door Cals, die hem met toestemming van al zijn Parijse vrienden komt halen en ook om al zijn schulden te betalen. Zijn terugkeer naar Parijs verloopt niet zonder incidenten. Martin neemt alle zorg op zich. Een andere belangrijke gebeurtenis in 1860 : bij Martin ontmoet Jongkind Mevr. Joséphine BorrhéeFesser (1819-1891). Zelf schilderes, zal zij zijn partner worden, zijn "verwante" zoals hij zelf schrijft in verscheidene brieven en dit tot het einde van zijn leven. Zijn eerste - ons bekende -brief aan Mevr. Fesser is gedateerd 14 juli 1860. Dankzij deze ontmoeting leert Jongkind reeds het volgende jaar de Nivernais kennen en later de Dauphiné. |
1861 |
Hij vestigt zich te Parijs in de rue Chevreuse nr.9 (wat later nr.5 wordt), in de buurt van Montparnasse, ver van de cafés van Montmartre. Hij zal dit verblijf blijven behouden tot zijn dood. Reis naar de Nivernais, waar de echtgenoot van Mevr. Fesser, Alexandre Fesser (1811-1875) werkt als kok. Jongkind werd geweigerd op "de Salon", net als JeanFrançois Millet ! |
1862 |
Tocht in Normandië. Hij stopt onderweg in Le Havre, Sainte-Adresse en bezoekt onder meer Honfleur en Trouville. Het eerste jaar in Normandië van zijn gloriejaren waarin hij een overvloed aan werken zal scheppen. Knoopt vriendschap aan met Eugène Boudin, ontmoet Monet, Philippe Burty (1830-1890). Eerste etsen geïnspireerd op Nederlandse themas. Lovend artikel van de hand van Charles Baudelaire (1821- 1867) ter gelegenheid van de publicatie van die etsen in Le Boulevard. |
1863 |
Geweigerd op de officiële Salon stelt hij drie doeken tentoon op de Salon des Refusés. Ook mevr. Fesser stelt werk op deze Salon tentoon. Eerste lange verblijf te Honfleur. |
1864 |
Tweede verlengde verblijf te Honfleur. Hij brengt een bezoek aan Rouen, Le Havre, Villerville, Pont-l'év�que. Maakt diverse uitstappen naar de Saint-Siméon boerderij. Vriendschapsrelatie met Monet, die 21 jaar jonger is. Zijn financiële situatie verbetert. Zijn relatie met Martin verkoelt. Andere kunsthandelaars krijgen een grotere belangstelling voor Jongkind, waaronder Adolphe Beugniet, de vaste kunstdealer van Eugène Isabey, die ook "handel drijft" met Delacroix. Zijn particuliere klantenkring wordt groter; de belangrijkste is Jean-Baptiste Théophile, genoemd Théophile Bascle (1824-1882), een wijnhandelaar uit Bordeaux. |
1865 |
Hij stelt drie schilderijen tentoon op de Salon. Derde en laatste verblijf te Honfleur. Nieuwe ontmoeting met Boudin. |
1866 |
Tentoonstelling van twee schilderijen op de Salon. Van augustus tot september reist hij door Nederland, met tussenstops in Brussel, Antwerpen en Rotterdam. |
1867 |
Tentoonstelling van twee schilderijen op de Salon. Een volgende reis naar Nederland, van midden augustus tot eind oktober, met verblijf te Antwerpen en Rotterdam. |
1868 |
Hij stelt twee schilderijen tentoon op de Salon. Befaamde reeks "Démolitions" van Parijs, zowel in aquarel als in olieverfschilderij. Emile Zola wijdt ter gelegenheid van "de Salon" op 1 juni een uitgebreid artikel aan Jongkind, dat wordt gepubliceerd in l'Evénement Illustré. Terugkeer voor een verblijf in Nederland van 27 augustus tot 7 september. Verblijf in Rotterdam. Hij bezoekt Den Haag, Dordrecht en Delft. Alexandre Fesser, de echtgenoot van Mevr. Fesser, gaat uit dienst bij de graaf van Montsaulnin in de Nivernais en aanvaardt werk bij de Marquis van Virieu. Deze relatie zal voor Jongkind het bezoek aan de Dauphiné betekenen, voor het eerst in 1873. |
1869 |
Deelname aan de Salon met twee schilderijen. Laatste reis naar Nederland, verblijf in Rotterdam, Brussel, Dordrecht,'s-Hertogenbosch (waar Mevr. Fesser haar jeugd doorbracht) en Antwerpen. |
1870 |
Jaar van de Frans-Pruisische Oorlog. Hij vlucht weg uit het belegerde Parijs naar Nantes, waar men hem aanziet voor een spion. Door deze oorlog een lang verblijf in Nevers. Start van de briefwisseling met Jules, zoon van Mevr. Fesser, wat ons een schat aan informatie bezorgt. |
1871 |
Jongkind en Mevr. Fesser keren terug naar Parijs. Op donderdag 4 mei krijgt Jongkind een bezoek van Edmond de Goncourt (1822-1896), in gezelschap van Philippe Burty. In oktober wordt Paul Cézanne (1839-1906) verwelkomd door zijn jeugdvriend Philippe Solari (1840- 1906), die in hetzelfde gebouw als Jongkind (rue de Chevreuse nr. 5) woont. In december komt Émile Zola (1840-1902) op bezoek bij Solari terwijl Sézanne nog steeds bij hem woont. |
1872 |
Zola publiceert op 24 januari een lovend artikel over Jongkind in de krant La Cloche. Deelname aan de Salon met een olieverfschilderij. Hij werkt veel aan Parijse stadsgezichten. |
1873 |
Hij wordt geweigerd op de Salon. Vanaf dat moment zendt hij geen enkel werk meer in. Eerste verblijf in de Dauphiné voor een paar mooie dagen met Mevr. Fessers zoon Jules, die in de Dauphiné werkt bij de graaf van Virieu. Trip naar het zuiden : Avignon en Marseille. Verblijf in Nivernais. |
1874 |
Hij brengt de zomer door, de laatste in Nivernais, en de Dauphiné. Dit is het jaar van de eerste impressionistententoonstelling. Deelname van Boudin, doch niet van Jongkind. |
1875 |
In maart overlijdt Alexandre Fesser, echtgenoot van Mevr. Fesser. Verblijf in de Dauphiné, Pupetière, Grenoble en Chambéry. Uitstappen in Zwitserland, naar Genève, Lausanne, Nyon. Jaar van overlijden van Corot. Jongkind woont de begrafenis bij. Jaar van overlijden van Jean-Baptiste Carpeaux (1827-1875) en Jean-François Millet (1814-1875). |
1876-1877 |
Hij verdeelt zijn tijd over Parijs en Pupetière in de Dauphiné. Veel aquarellen van de Dauphiné in de "vallei van Pupetière". |
1878 |
Jules koopt de villa Beau-Séjour in La Côte-Saint-André. Tot aan zijn dood blijft dit Jongkinds adres op het platteland, terwijl de rue de Chevreuse dat in Parijs blijft. Vanaf nu zal hij, op enkele uitzonderingen na, de zomers in de Dauphiné en de winters in Parijs doorbrengen. |
1879 |
Eerste olieverfschilderijen Parijs onder de sneeuw. |
1880 |
Eerste winter in de Dauphiné, sneeuwlandschappen op het platteland. Tocht naar het zuiden met uitstappen naar Marseille, Avignon, Sorgues, N�mes, Narbonne, Béziers, Sète, La Ciotat, Port-Vendres, Toulon. |
1881 |
Winter in La Côte-Saint-André, lente in Parijs. Geestelijke onevenwichtigheid en teveel alcohol-gebruik. |
1882 |
Paul Détrimont, kunsthandelaar in Parijs en persoonlijke vriend van Jongkind, organiseert een tentoonstelling van Jongkinds werken in zijn galerij. Jongkind is in de Dauphiné en gaat voor die gelegenheid niet naar Parijs. Dit zal gedurende zijn leven de enige tentoonstelling zijn, waar alleen werk van Jongkind wordt geëxposeerd. |
1883 |
Als gevolg van het overlijden van Théophile Bascle op 31 december 1982 wordt zijn collectie in het Parijse Hotel Drouot op 12, 13 en 14 april 1883 verkocht. Groot aantal werken van Jongkind : 83 olieverfschilderijen en 21 aquarellen. De schilderijen halen zeer hoge prijzen. |
1884 |
Zijn oude paranoïde ideeën blijven aanwezig. Hij dwaalt over heuvels en dalen in de Dauphiné en hij knoopt vriendschap aan met de landelijke bewoners en hun kinderen. |
1885 |
Naarmate de jaren voorbijgaan, worden zijn verblijven in Parijs steeds korter. Inhuldiging van een gedenkplaat op het huis van Hector Berlioz (1803-1869) in La Côte-Saint-André. Jongkind bevindt zich niet onder de officiële genodigden. Hij noteert de tekst van de gedenkplaat in zijn schriften. |
1886 |
Zijn onderwerpen behelzen voornamelijk de Dauphiné en La CôteSaint-André. Toch schildert hij ook herinneringen van Honfleur, Parijs, Nederland, etc. |
1887 |
Een wat langer verblijf in Parijs, waar hij een bezoek krijgt van Henri Rochefort (1831-1913). Hij maakt een aantal schetsen en schilderijen van de Luxemburgse tuin. |
1888 |
Hij maakt nog steeds een indrukwekkend aantal aquarellen en schetsen, maar is niet langer op zoek naar kopers. |
1889 |
Hij brengt de maand augustus door in Parijs voor l'Exposition Universelle waar hij Mevr. Fessers kleinkinderen vergezelt. Hij brengt de winter door in La Côte-Saint-André en lijdt onder hallucinaties. |
1890 |
Laatste reis naar Parijs gedurende de zomer. Het standbeeld van Berlioz wordt op 28 september in Côte-SaintAndré ingehuldigd. |
1891 |
Op 27 januari wordt hij opgenomen in het gesticht Saint-Robert te Saint- Égrève, bij Grenoble, waar hij op 9 februari overlijdt. Hij wordt op 11 februari begraven op de begraafplaats van La Côte-Saint-André. Op 23 november, datzelfde jaar, overlijdt ook Mevr. Fesser. Zij liggen zij aan zij begraven, op het kerkhof van CôteSaint-André in het departement Isère, vijfhonderd meter van de villa "BeauSéjour". |
© 1970-2015
Société des Amis de J.B. Jongkind (1819-1891). All
rights reserved
|